De rechter en de kwaliteit van de vertaling. Feuilleton - aflevering 5: de rechter en de kwaliteit van tolkprestaties

De rechter en de kwaliteit van de vertaling. Een spannend feuilleton in acht afleveringen van de hand van Isabelle Bambust.

In de vorige afleveringen kregen we inzage in gerechtelijke dossiers waarin de kwaliteit van de vertaling van procedurestukken ter discussie stond. We kregen tal van zaken te zien waarin rechters de vertaalkwaliteit stroomopwaarts beoordelen. En we kregen ook inzage in dossiers waarin rechters de controle van de vertaalkwaliteit stroomafwaarts aanpakken.

In deze vijfde aflevering kijken we weer mee over de schouder van de rechter. Dit keer zijn het de tolkprestaties die niet altijd van dezelfde kwaliteit zijn. Hoe pakt de rechter het aan wanneer de kwaliteit van het tolkwerk ter discussie staat?

Gent, Isabelle Bambust - De rechter krijgt in zijn dossiers op verschillende manieren met de kwaliteit van vertalingen te maken. Een vertaling kan het voorwerp van een geding uitmaken, er kan discussie zijn over de vertaling van procedurestukken of over mondelinge procescommunicaties.

In deze aflevering zoomen we in op tolkprestaties van wisselende kwaliteit, te beginnen met de prestaties van een Franse gendarme, volgens het Franse Hof van Cassatie toch "iemand die de taal spreekt".

 

De tussenkomst van een Franse gendarme of van ‘iemand die de taal spreekt’

Een Franse cassatierechtspraak van 27 november 2001(35) gaat over een Duitstalige vrachtwagenchauffeur die voor de correctionele rechtbank wordt gebracht, omdat hij weigerde documenten over arbeidsvoorwaarden aan de gerechtelijke politie over te maken.

Voor het hof van beroep werpt de verdachte met succes de nietigheid van de procedure op, omdat hem geen bijstand door een externe tolk werd verleend en hij de Franse taal niet kan lezen of schrijven.

Het hof van beroep stelt dat inderdaad niet werd aangetoond dat de vertaling verricht door de gendarme voldoende kwalitatief en objectief was om de rechten van de verdachte te garanderen.

Toch annuleert het Hof van Cassatie de beslissing van het hof van beroep, omdat de verdachte op geen enkel ogenblik van zijn vrijheid is beroofd, omdat hij voortdurend werd bijgestaan door een persoon die zijn taal sprak, en omdat er gedurende het vooronderzoek geen Franse wetgeving op bijstand van een tolk van toepassing was.

Het hof van beroep gaat duidelijk uit van een productbenadering van de vertaalkwaliteit, weliswaar in combinatie met een transcendente benadering van de vertaalkwaliteiten van de gendarme die (onuitgesproken) als een niet-expert wordt beschouwd.

Het Hof van Cassatie slaat met drie argumenten een heel andere weg in. Er zou volgens het Hof van Cassatie geen recht op een tolk zijn.(36) Dit heeft dus tot gevolg dat de vertaalkwaliteit niet aan de orde komt.

Verder lijkt het Hof van Cassatie een recht evenredig verband te zien tussen aandacht voor vertaalkwaliteit en de mate waarin een procedure een inwerking heeft op een persoon – in dit geval het feit dat de persoon nooit van zijn vrijheid is beroofd.

Tot slot lijkt het Hof van Cassatie ook een wat eigenaardig transcendent beeld van vertaalkwaliteit te hebben. Het Hof van Cassatie verbindt namelijk de constante aanwezigheid van “iemand die de taal spreekt” aan de afwezigheid van enig probleem van vertaalkwaliteit. Iemand die de taal spreekt wordt hier dus (onuitgesproken) als een deskundige beschouwd. Dit bevestigt jammer genoeg de nog al te courante gedachte (en complete misvatting) dat iemand die twee talen spreekt ook in die talen kan vertalen.

 

De tussenkomst van een Zweedse politiebeambte

In de zaak Diallo/Zweden(37) toont niets in het dossier aan dat de ondervraging met een tolkactiviteit door de politiebeambte inaccuraat of inadequaat zou zijn verlopen. De partij betwist de kwaliteit van de vertaling nooit, tot op het ogenblik dat de volgende verklaring tijdens de procedure ten gronde aan het licht komt: “dat de pakketten een product om geld te wassen bevatten.”

De tolk houdt vol dat de partij dit zo heeft verklaard en haar verklaring heeft ondersteund met een gebaar van over elkaar wrijvende handen alsof zij de handen met zeep waste. De partij benadrukt echter dat zij niets over geld wassen heeft verklaard, maar dat zij enkel wou aangeven dat zij naar het toilet moest.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) betwijfelt of de politiebeambte niet in staat zou zijn geweest om zo’n concrete wens te vatten, en merkt op dat de partij de sanitaire wens blijkbaar ook niet herhaald heeft.

Bovendien werd dezelfde betwiste verklaring “dat de pakjes een product bevatten om verkleurde bankbiljetten mee te wassen” naderhand, nu met telefonische bijstand van een tolk, herhaald.(38) Dit laatste argument lijkt mij inderdaad zeer valabel. In deze zaak staat of valt de verklaring met de kwaliteit van de tolkprestatie. Het feit dat de verklaring later werd herhaald, brengt hier duidelijkheid.

 

De Belgische tussenkomst van een tolk ad hoc op basis van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering

In artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering staat te lezen dat “[d]e procureur des Konings [zich zo nodig] doet vergezellen van een of twee personen die wegens hun kunde of beroep bekwaam geacht worden om de aard en de omstandigheden van de misdaad of het wanbedrijf te beoordelen.”

Op grond van deze bepaling kan de procureur des Konings een bepaalde persoon als tolk ad hoc aanstellen. Inderdaad, nul n’est tenu à l’impossible, ook de procureur des Konings niet. Uit zijn taakomschrijving blijkt immers zeer duidelijk het belang van zijn snelle en doeltreffende tussenkomst. De wederzijdse talige informatiestromen moeten bij deze kapitale tussenkomst begrijpelijk blijven.

 

Belgische methodes tot ondervraging zonder een tolk

Voor de ondervraging bepaalt artikel 47bis § 6 punt 4 van het Wetboek van Strafvordering nog steeds het volgende: “Indien een in de hoedanigheid van slachtoffer of van verdachte ondervraagde persoon de taal van de procedure niet verstaat of spreekt of indien hij lijdt aan gehoor- of spraakstoornissen, wordt een beroep gedaan op een beëdigd tolk tijdens het verhoor. Indien geen enkele beëdigd tolk beschikbaar is, wordt de ondervraagde persoon gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Indien een in een andere hoedanigheid dan slachtoffer of verdachte ondervraagde persoon de taal van de procedure niet verstaat of spreekt of indien hij lijdt aan gehoor- of spraakstoornissen, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigd tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. (…).”

Een eerste methode bestaat er dus in dat de ondervraagde persoon zelf zijn verklaring noteert.

Een tweede methode is dat de verklaringen van de ondervraagde persoon worden genoteerd in zijn taal. Dit doet mijn wenkbrauwen fronsen, want volgens mij kunnen deze bijkomende methodes de rechten van verdediging van de ondervraagde in gevaar brengen.(39) Ik vind het essentieel om de taalstromen zo overzichtelijk, eenvoudig en comfortabel als mogelijk te houden en daarbij te kunnen rekenen op een neutrale, kwalitatieve tolk.

Wel begrijp ik dat er in dringende gevallen of in gevallen met (al dan niet voorlopige) onoplosbare taalobstakels creativiteit aan de dag gelegd moet worden. De resultaten van die creatieve taalbijstand moeten omzichtig benaderd worden.

 

Transcendente kwaliteitsbenadering eerst - een Zuid-Afrikaans voorbeeld

In een Zuid-Afrikaanse strafzaak voor de Kwazulu-Natal High Court van 25 juni 2012(40) komt een tolk Thai-Engels tussen. Er zijn problemen met zowel de stroomopwaartse als de stroomafwaartse controle. De tolk zou niet beëdigd geweest zijn, en er zou geen onderzoek naar zijn bekwaamheid zijn gedaan. Verder zou zijn Engels niet vlot genoeg geweest zijn, zelfs in die mate dat de rechtbank hem niet of moeilijk kon begrijpen. Al deze onregelmatigheden zouden een negatieve invloed op de eerlijke procesvoering hebben gehad.

De High Court oordeelt dat de procedure herbegonnen moet worden. Daarvoor baseert het hof zich vooral op het feit dat het dossier geen uitdrukkelijke sporen bevat van de stroomopwaartse controle (eedaflegging en voorafgaande aanduiding van bekwaamheid). Het hof opteert hier dus voor een transcendente kwaliteitsbenadering.

Over de concrete kwaliteit van het eigenlijke tolkwerk formuleert de High Court de volgende interessante bevinding over een mogelijke kwaliteitsbeoordeling, en betreurt het eigenlijk de afwezigheid van een productbenadering van de kwaliteit van de tolkprestatie: “It is difficult to establish from the record what brings the presiding officer to this conclusion that the interpreter was conveying the import of what was said by Thai-speaking witnesses. Without a due proficiency and understanding of the Thai language, it cannot be said that she sufficiently conveyed the import of what was required to be interpreted. It goes without saying that when one determines whether an interpreter is fairly and accurately interpreting what is said by every witness in court that it requires a proficiency and understanding of the language used by the witnesses. Failing the ability to speak the language, there exists another method to determine the accuracy of what was said and that is to inquire into what was said by the witnesses, by using the services of a qualified Thai interpreter who would have compared the transcribed record with the audio recording. It is common cause that no such enquiry was conducted in this instance.”

 

Transcendente kwaliteitsbenadering eerst - een Nederlands voorbeeld

De Nederlandse Hoge Raad(41) aanvaardt in het volgende geval niet dat het hof van beroep geen verantwoording heeft afgelegd inzake de kwaliteit van de vertaling van opgenomen telefoongesprekken die als bewijs werden gebruikt: “De gesprekken werden gevoerd in het Sinti, een zigeunertaal. De vertaling van deze gesprekken is verzorgd door het “Übersetzüngsbüro Pantelitsch” in Mainz (Duitsland). Uit een brief van dit vertaalbureau blijkt dat de heer Pantelitsch zelf de Sinti-taal slechts voor 25% beheerst, doch dat hij zich bij zijn vertaalwerk bedient van een “Muttersprachler”, over wie echter niets bekend is, zodat ter zake geen enkele controle mogelijk is. Het verweer mondt uit in de volgende slotsom: “De beziging van Pantelitsch als tolk c.q. vertaler is in strijd met art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) omdat er in casu onvoldoende sprake is van toezicht op de kwaliteit van de vertaling c.q. vertolking, in welk geval het desondanks bezigen van dergelijke verklaringen in strijd is met een faire procedure. Dat klemt temeer nu er niet eens sprake is van beëdiging door de Nederlandse rechter".”

Vertaalwetenschappelijk kan worden gesteld dat de Hoge Raad hier een toepassing van de transcendente kwaliteitsbenadering (in het verweer) aanvaardt, en dit bij gebreke van een productbenadering die het hof van beroep in een verdergaande verantwoording had kunnen gebruiken.

 

Een transcendente benadering gecombineerd met een herstellende productbenadering

In een zaak in Leeuwarden(42) is de tolk die in het vooronderzoek tussenkomt beëdigd noch geregistreerd. Die situatie kan niet door bijzondere omstandigheden worden verantwoord. De rechtbank beschouwt dit als een ernstig verzuim.

De rechtbank stelt vast dat de afgenomen verhoren op geluidsbanden zijn vastgelegd. Tijdens de procedure worden de geluidsbanden door een beëdigd tolk uitgeluisterd. De beëdigde tolk maakt slechts op bepaalde onderdelen opmerkingen over de kwaliteit van de initiële vertaling van de verhoren tijdens het vooronderzoek. Hiermee is het verzuim hersteld, al heeft het de behandeling van de zaak wel langer laten duren.

Enerzijds stelt de rechtbank de ernst van de fouten in het vooronderzoek vast. Anderzijds aanvaardt de rechtbank ook dat dit uiteindelijk niet tot verkeerde vertalingen heeft geleid. Een niet-ontvankelijkheid op vraag van de officier van justitie zou daarom te ver strekken. De rechtbank past daarentegen een strafvermindering toe; na de vaststelling van het kwaliteitsprobleem via een transcendente benadering houdt de rechter in zijn productbenadering (die een goed resultaat oplevert) ook rekening met de duur van de behandeling. Dit tijdsnadeel compenseert de rechter opmerkelijk met een strafvermindering.

 

Een zeker gerechtelijk indifferentisme bij het oordeel over tolkprestaties?

In de zaak Drozd en Janousek(43) zou de bijstand van de tolk tijdens de zitting onvolledig zijn geweest. Daardoor zou de partij verhinderd zijn geweest om actief aan de debatten deel te nemen en om zich over de getuigenissen uit te spreken. Het EHRM verklaart echter dat er niets aan te merken viel op de kwaliteit van de tolkbijstand die tijdens de zitting werd verleend. De klacht werd door het EHRM niet verder onderzocht.

In de zaak Coban/Spanje(44) werpt de partij op dat de aangeduide tolk niet beëdigd is. Het EHRM stelt vast dat de partij niet aangeeft welk concreet nadeel zij daardoor ondervindt. Geen enkele keer heeft zij zich beklaagd over een gebrekkige kennis van de Turkse taal vanwege de tolk of over de kwaliteit of de draagwijdte van de verleende tolkbijstand.

In de zaak Panasenko/Portugal(45) geeft het EHRM toe dat de zittingsopnames aantonen dat de tolkbijstand niet zonder problemen was. De partij verduidelijkt echter niet in welke mate die problemen een invloed op het billijk karakter van de procedure zouden gehad hebben. Uit het dossier blijkt dat de partij de essentie van de debatten heeft kunnen begrijpen en dat zij haar versie van de feiten heeft kunnen geven.

Ook al beschikt het EHRM in de zaak Strati/Turkije(46) niet over informatie over de kwaliteit van de tolkbijstand, uit de eigen versie van de feiten van de partij blijkt dat zij zowel de tenlasteleggingen tegen haar alsook de verklaringen van de getuigen gedurende het proces heeft begrepen. Uit niets blijkt dat de partij de kwaliteit van de tolkbijstand ter discussie stelde, de vervanging van de tolk gevraagd zou hebben of verzocht zou hebben om enige verduidelijking met betrekking tot de aard of de oorzaak van de inbeschuldigingstelling.

Uit deze EHRM-rechtspraak leid ik af dat de gerechtelijke autoriteiten niet echt de reflex hebben om actief op zoek te gaan naar een eventueel gebrek aan vertaalkwaliteit. Een en ander kan natuurlijk te maken hebben met het feit dat een controle niet altijd mogelijk is, bijvoorbeeld omdat het bron- en doelmateriaal niet meer traceerbaar zijn. Het accent wordt vaak gelegd op het feit dat de partij sowieso voldoende geïnformeerd is. Veel belang wordt ook gehecht aan een tijdige reactie van de partij, zelfs in een geval – zie hierboven de zaak Coban/Spanje – waar de tolk zelfs niet beëdigd was.

 

In de volgende zesde aflevering nemen we allerlei vertaalde stavingsstukken onder de loep.

 

De rechter en de kwaliteit van de vertaling. Feuilleton (inleiding)

De rechter en de kwaliteit van de vertaling. Feuilleton - aflevering 1: Fields & co

De rechter en de kwaliteit van de vertaling. Feuilleton - aflevering 2: vertaalkwaliteit in de gerechtelijke wereld

De rechter en de kwaliteit van de vertaling. Feuilleton - aflevering 3: stroomopwaartse vertaalkwaliteit

De rechter en de kwaliteit van de vertaling. Feuilleton - aflevering 4: stroomafwaartse vertaalkwaliteit

 

(35) Hof van Cassatie (Frankrijk) 27 november 2001, nr. 00-88078.

(36) Het lijkt er wel op dat de Franse wet op dat ogenblik niet strookte met de rechtspraak van het EHRM. Het arrest Kamasinski werd immers al in het jaar 1989 gewezen (EHRM 19 december 1989, nr. 9783/82, Kamasinski/Oostenrijk) en het leert ons dat er ook een bijstand van een tolk moet zijn vóór de procedure ten gronde.

(37) EHRM 5 januari 2010, nr. 13205/07, Diallo/Zweden.

(38) EHRM 5 januari 2010, nr. 13205/07, Diallo/Zweden, overweging 28.

(39) Zie daarover I. BAMBUST, “Een taalkronkel in het Belgische politieverhoor”, Taalsector 2016, 1 juli 2016, http://www.taalsector.be/cms/tolkwerk/3676-een-taalkronkel-in-het-belgische-politieverhoor.

(40) Kwazulu-Natal High Court, Pietermaritzburg (Zuid-Afrika) 25 juni 2012, Basheer Sayed, Somcharee Chulchumphorn t/ T. Levitt N.O., AR101/2011, 5585/2010.

(41) Hoge Raad (Nederland) 17 april 2001, nr. 02589/00.

(42) Rechtbank Leeuwarden (Nederland) 26 juni 2012, nr. 17/880214-10 VON.

(43) EHRM 26 juni 1992, nr. 12747/87, Drozd en Janousek/Frankrijk en Spanje, overwegingen 28 en 29.

(44) EHRM 6 mei 2003, nr. 17060/02, Coban/Spanje.

(45) EHRM 22 juli 2008, nr. 10418/03, Panasenko/Portugal, overweging 63.

(46) EHRM 22 september 2009, nr. 16082/90, Strati/Turkije, overweging 101.

 

Aanvullende gegevens